Tijdens werkzaamheden voor de aanleg van natuur en waterberging in het Zuidelijk Westerkwartier is een middeleeuwse waterput blootgelegd. Deze is een week geleden door archeologen opgegraven. Nadat het veldwerk is afgerond, wordt er een rapport geschreven en gaan de vondsten naar het archeologisch depot in Nuis.
Een middeleeuwse waterput
Caroline Tulp van De Steekproef, een archeologisch bureau in Zuidhorn, legt uit: “Dit was een toevallige vondst. Het is een laaggelegen gebied: nu is het er nattig, maar in de steentijd was dat niet zo. Toen hebben er misschien mensen gewoond. Wat je uit die periode dan voornamelijk kan vinden zijn haardkuilen, concentraties houtskool en stukken bewerkt vuursteen. In de periode tussen de midden steentijd en de bronstijd (ongeveer tussen 7000 tot 800 v.Chr.) is het gebied bedekt door veen en was het minder aantrekkelijk om te wonen. Mensen zullen dan vooral op de wat hogere delen in het landschap hebben gewoond. In de bodem kunnen hiervan nog sporen aanwezig zijn zoals afvalkuilen, paalgaten (waar palen van huizen en schuren in hebben gestaan), greppels, resten van afrasteringen en waterputten. Een middeleeuwse waterput hadden we niet verwacht te vinden in dit lager gelegen deel van het gebied. De waterput laat zien dat mensen hier in de late middeleeuwen vlakbij gewoond moeten hebben.”
Foto: de waterput zoals deze in het zand is aangetroffen.
Couperen
“Wat er gebeurt als we een archeologisch grondspoor vinden, is dat we er foto’s van maken en het spoor opmeten en beschrijven. Dan halen we de helft eruit, zodat we de diepte en opbouw kunnen vaststellen. Dat heet couperen. We maken dan nog meer foto’s en er wordt gekeken of er nog andere restanten te vinden zijn, zoals scherven aardewerk of stukken hout.”
Foto: Archeoloog Roelien Rap schept de losse grond weg tijdens het couperen van de waterput. Het couperen werd met de graafmachine gedaan.
Aardewerk
De waterput was niet heel diep meer, ongeveer 75 centimeter. “Er was aan het oppervlakte nog weinig zichtbaar, maar toen we er een klein laagje afhaalden, ontdekten we een restant van een ton,” gaat Caroline verder. “Ook heeft mijn collega een aantal scherven aardewerk gevonden, afkomstig van zogenaamde kogelpotten. De scherven dateren in de late Middeleeuwen, namelijk twaalfde eeuw. Nadat alles er tot de bodem toe uit is gehaald, haalden we voor de zekerheid met de graafmachine nog een grote hap grond eruit om te kijken of de waterput niet verder naar beneden liep, dat is soms moeilijk te zien.”
Foto: de doorsnede van de put nadat de helft is weggehaald.
Nadat al het veldwerk is gedaan, wordt er een rapport geschreven. Daar komen de foto’s en alle informatie in te staan. De vondsten gaan dan naar het archeologisch depot in Nuis. Daar kunnen ze door geïnteresseerden worden bekeken. Ook worden de vondsten en het onderzoek gemeld in een landelijke archeologische database.
Foto: de andere helft werd met de troffel doorzocht op vondsten. Hierbij is een laatste hoepel van een houten ton uitgeprepareerd voor de foto.
Intensief begeleiden
De restanten zijn niet altijd te herkennen door de bouwmedewerkers. Dan kan het zijn dat er tijdens de werkzaamheden al delen worden weggegraven. Een archeoloog die ervoor is opgeleid, kan het op een net wat hoger niveau al herkennen. Daarom mag De Steekproef de komende tijd de graafwerkzaamheden intensiever begeleiden. “Het voordeel daarvan is dat de vondsten dan snel kunnen worden gedocumenteerd en opgetekend. Op deze manier kan er zoveel mogelijk informatie uit worden gehaald en kunnen archeologische vondsten worden bewaard voor later onderzoek,” vertelt Caroline.
Foto: de scherven aardewerk die uit de put zijn verzameld zijn te dateren rond de twaalfde eeuw. De donkere scherven zijn afkomstig van kogelpotten.
Invloed werkzaamheden
Het werk van De Steekproef heeft, zolang er weinig archeologische resten worden gevonden, geen invloed op de werkzaamheden in het Westerkwartier.