Vanaf 2015 werkt Carla Alma, bestuurder bij waterschap Noorderzijlvest, als lid van de Gebiedscommissie mee aan de gebiedsontwikkeling in het Zuidelijk Westerkwartier. Tijdens de waterschapsverkiezingen op 20 maart stelt zij zich niet opnieuw verkiesbaar. Daardoor keert ze ook niet meer terug bij de Gebiedscommissie. We interviewden haar over de rol van het waterschap in de gebiedsontwikkeling in het Zuidelijk Westerkwartier en keken samen met haar terug op haar bestuursperiode.
Welke doelen heeft het waterschap voor het Zuidelijk Westerkwartier?
“Met het herinrichtingsplan voor het Zuidelijk Westerkwartier worden eigenlijk alle kerntaken van het waterschap bediend: er wordt gewerkt aan waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit. Als waterschap moeten we zorgen dat mensen droge voeten houden. We moeten voorkomen dat dorpen en huizen natte kelders krijgen of dat percelen van boeren heel nat of juist te droog worden. De ambitie op het gebied van waterveiligheid voor het Zuidelijk Westerkwartier was om in perioden van hevige regenval water te kunnen bergen in speciaal daarvoor aangelegde gebieden, om de omgeving te ontlasten. Op het gebied van -kwantiteit en -kwaliteit zetten we in op het beschikbaar hebben van voldoende eigen zoetwater in droge perioden, zoals we afgelopen zomer hebben gehad. Dat wilden we doen door water vast te houden op de flanken van het gebied, waar het natter mag worden, en door te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water.”
Hoe kijk je terug op de samenwerking tussen de beide opdrachtgevers van de gebiedsontwikkeling in het Zuidelijk Westerkwartier: de provincie Groningen en het waterschap Noorderzijlvest?
“De provincie en het waterschap trokken vanaf de start in 2015 heel mooi gezamenlijk op. En dat doen ze nog steeds, want we zijn nog niet klaar. We hebben de zaken goed gestroomlijnd: gedeputeerde Henk Staghouwer en ik hebben onze rol genomen in de Gebiedscommissie, we hebben de procedures gestroomlijnd, goede afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten, en de communicatie gezamenlijk opgepakt. Mijn verwachtingen zijn wat dat betreft echt waargemaakt.”
De provincie en het waterschap wilden de planvorming van de gebiedsontwikkeling zo veel mogelijk samen met de gebiedspartners en de streek oppakken. Waarom is dit belangrijk?
“Dit is belangrijk omdat in het Zuidelijk Westerkwartier veel mensen wonen, die het gebied hebben gekozen vanwege de landschappelijke kwaliteiten. Ze wonen voor hun plezier ‘buiten’ in het landschap. Daarnaast hebben we met boeren, recreanten, toeristen, ondernemers en tot voor kort 4 gemeentebesturen te maken. Er zijn dus heel veel belangen mee gemoeid. We hebben er daarom vanaf het begin voor gekozen om de planvorming samen met de streek te doen. We hebben mensen tijdens schetssessies en inloopavonden laten meedenken en voorzien van uitleg. Dat heeft goed gewerkt. Ook tijdens het eerste deel van de vergadering van de Gebiedscommissie was altijd ruimte voor inspraak. We zijn goed in gesprek, luisteren naar de ideeën en proberen deze zoveel mogelijk mee te nemen in de plannen.”
In de voorbereidende fase werd duidelijk dat de kosten voor de aanleg van de waterbergingsgebieden fors hoger zijn dan bij de planvorming is ingeschat. Hoe kan dat?
“Het project voor het Zuidelijk Westerkwartier was aanvankelijk begroot op 15 miljoen euro voor drie gebieden, dus inclusief het Dwarsdiep. Maar uit de herberekening bleek dat we in werkelijkheid 17 miljoen euro nodig hadden voor maar twee gebieden. Hiervoor waren verschillende redenen. De bodem in het gebied was veel slapper dan aanvankelijk gedacht. Hierdoor was meer onderzoek nodig. Ook de maatregelen zelf kosten meer: de kade moet bijvoorbeeld anders worden ingericht en breder worden. Daarnaast vallen ook de bouwkosten van de kunstwerken duurder uit.”
Dat betekent dat ook een grotere bijdrage van het waterschap nodig was. Hoe heb je het benodigde krediet beschikbaar gekregen?
“Bij het waterschap werkt het hetzelfde als bij een gemeenteraad of bij de provinciale staten. Plannen worden door het Dagelijks Bestuur ingediend bij het Algemeen Bestuur, dat vervolgens een besluit neemt. Het was niet gemakkelijk om extra krediet beschikbaar te krijgen voor het Zuidelijk Westerkwartier, maar we konden gelukkig wel goed aangeven waarom extra geld nodig was. We hebben er intern bij het waterschap een aantal keren heel fors over gesproken. Niet alleen met de projectleider en de ambtelijke werkgroepen, maar op mijn initiatief ook in informerende algemene bestuursvergaderingen. In zo’n vergadering worden geen besluiten genomen, maar kun je wel vragen stellen. Tijdens die vergaderingen presenteer je een plan en kondig je bij het Algemeen Bestuur aan dat er binnenkort een kredietaanvraag komt. Normaal doe je dat één keer, maar voor dit project hebben we er 3 gehouden. Ik denk dat die extra aandacht en uitleg gewerkt heeft, want tijdens de besluitvormende vergadering op 13 maart ging men op een fijne manier akkoord.”
Het waterschap vroeg de Gebiedscommissie om naast de twee waterbergingsgebieden ook de optimalisatie van de Lettelberterbergboezem en Nationaal Bestuursakkoord Water-maatregelen in zes landbouwpolders in uitvoering te nemen. Wat was de overweging hierbij?
“De Lettelberterbergboezem is een bestaande waterberging van zo’n 18 jaar oud, die grenst aan het aan te leggen waterbergingsgebied De Drie Polders. Als je ook daar je water goed wilt blijven kunnen bergen is een optimalisatie nodig. Het leek ons logisch om, nu we toch in dat gebied aan de slag gaan met waterberging, de Lettelberterbergboezem meteen mee te nemen. Daarnaast levert dat nog een paar extra voordelen op, zoals bijvoorbeeld een betere doorstroming en de mogelijkheid voor vispassages.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water is er gekomen om te zorgen dat waterschappen de goede waterpeilen in peilbesluiten vastleggen voor de functie van gebieden. De zes polders in het Zuidelijk Westerkwartier hebben een agrarische functie: veeteelt. Er is een bepaalde drooglegging voor nodig om vee naar buiten te kunnen laten of machines op het land te brengen. Om dit voor elkaar te krijgen gaan we de peilaanpassingen van het Nationaal Bestuursakkoord Water in die polders doorvoeren. Omdat deze polders ook in hetzelfde gebied liggen worden deze ook meegenomen in de gebiedsontwikkeling van het Zuidelijk Westerkwartier.”
Vandaag, op 20 maart, waren de waterschapsverkiezingen. Waarom ben je niet herkiesbaar?
“Ik heb van 2000 tot 2004 in het Algemeen Bestuur gezeten, en vanaf 2009 vanuit de partij Water Natuurlijk nog 10 jaar in het Dagelijks Bestuur. Ik werkte vanuit een groene inslag: alles wat met natuur, vispassages en dat soort dingen te maken heeft viel onder mijn portefeuille. Ik heb bij het bestuur een schat aan ervaring opgedaan en mogen bijdragen aan een hoop mooie projecten. Veel daarvan zijn inmiddels afgerond of goed op dreef, en ik durf ze dan ook los te laten. Ik wil ze met een strikje erom door kunnen schuiven naar een nieuwe generatie. Het bestuurswerk is ook heel intensief, en na tien jaar is het tijd voor frisse geesten die het werk gaan voortzetten.”
Wat waren je belangrijkste aandachtspunten en werkzaamheden in jouw bestuursperiode?
“Een hoop vraagstukken van het waterschap balanceren tussen water en natuur. Water Natuurlijk, de partij waarvoor ik gekozen ben, richt zich op de groene kant. We proberen zo veel mogelijk projecten binnen te slepen die goed zijn voor de natuur. Ook de waterberging hoort daarbij, omdat we die aanleggen in relatie met de natuur. Hetzelfde geldt voor beekherstel. Tijdens mijn bestuursperiode lag mijn focus steeds op de vraag: ‘Hoe kun je water en natuur zo goed mogelijk samenbrengen?’.”
Omdat je stopt als bestuurder van het waterschap eindigt ook je bestuursfunctie van de Gebiedscommissie in het Zuidelijk Westerkwartier. Hoe kijk je terug op deze periode?
“In de Gebiedscommissie zijn verschillende partijen vertegenwoordigd die in het gebied allemaal iets in de melk te brokkelen hebben: de LTO, agrarische- en natuurverenigingen, recreatie, Staatsbosbeheer en tot voor kort vier gemeenten (nu gemeente Westerkwartier). Deze mêlee aan mensen moest er met elkaar uit zien te komen. De gesprekken, die vaak gingen over grondposities en procedures, verliepen goed. Ik vind dat we altijd op een prettige wijze met elkaar zijn omgegaan. We kwamen er eigenlijk altijd met elkaar uit.”
Wat waren voor jou de hoogtepunten in dit project?
“Het grootste hoogtepunt van het Zuidelijk Westerkwartier is dat we op een goede manier hebben samengewerkt met de bevolking. Dat vind ik echt een succes. Vooral vanuit de kennis dat dit project een jaar of twintig geleden ook al aan de orde is geweest, en dat het toen niet gelukt is. Dat het nu wel lukt geeft aan dat het betrekken van mensen uit het gebied écht werkt en heel belangrijk is. Een ander hoogtepunt is dat het gelukt is om samen met de provincie dit gebied nóg mooier te maken dan het al is. We hebben het gebied een nieuw gezicht gegeven en dat ook communicatief goed neergezet.”
Zijn er ook dingen minder goed gegaan?
“Wat ik jammer vind is dat het proces minder snel ging dan we aanvankelijk hoopten. We hadden het derde gebied, het Dwarsdiep, graag tegelijk met De Drie Polders en Polder de Dijken-Bakkerom gereed willen maken dit jaar. Dat lukt helaas niet, doordat we daar nog lang niet alle gronden beschikbaar hebben. We willen de gronden op vrijwillige basis verwerven. Dat vergt veel tijd, want je moet persoonlijk met mensen in gesprek om hen over de streep te krijgen. Het waterschap en de provincie blijven zich maximaal inspannen om samen met de streek ook in het Dwarsdiep de benodigde gronden duurzaam beschikbaar te krijgen.”
Wat wil je het Zuidelijk Westerkwartier nog meegeven?
“Ik denk dat samenwerking en begrip voor elkaar belangrijk zijn. Mensen die aan de kant van de boeren staan en mensen die aan de kant van de natuur staan, én de partijen die daarbij horen bereiken meer door naar elkaar te luisteren dan door belangen tegenover elkaar te zetten. Ik denk dat dat uit de afgelopen paar jaar is gebleken en hoop dat dat verder wordt uitgebouwd. ‘Zoek elkaar op’ is het motto.”